Uitsluitings- en strafverminderingsgronden


Hoofdstuk VII - Uitsluitings- en strafverminderingsgronden

Artikel VII-1 Algemene Uitsluitingen

  1. Niet schuldig is een persoon die:

    1. wegens de gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn of haar geestvermogens een strafbaar feit begaat;

    2. door overmacht is gedwongen een strafbaar feit te begaan;

    3. vanwege een noodzakelijke verdediging van eigen of andermans lijf, eerbaarheid of goed tegen ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding een strafbaar feit begaat;

    4. de grenzen van bovenstaande noodweer overtreedt gevolgens een hevige gemoedsbeweging, veroorzaakt door de aanranding;

    5. een strafbaar feit begaat ter uitvoering van een wettelijk voorschrift;

    6. een strafbaar feit begaat ter uitvoering van een ambtelijk bevel, gegeven door het daartoe bevoegde gezag;

      1. Een onbevoegd gegeven ambtelijk bevel heft de strafbaarheid niet op, tenzij het door de ondergeschikte te goeder trouw als bevoegd gegeven werd beschouwd en de nakoming daarvan binnen de kring van zijn ondergeschiktheid was gelegen.

Artikel VII-2 Vormfouten

  1. De (hulp-)Officier van justitie en de rechter kan/kunnen, indien blijkt dat bij het voorbereidend onderzoek vormen zijn verzuimd die niet meer kunnen worden hersteld en de rechtsgevolgen hiervan niet uit de wet blijken, bepalen dat:

  2. de hoogte van de straf in verhouding tot de ernst van het verzuim, zal worden verlaagd, indien het door het verzuim veroorzaakte nadeel langs deze weg kan worden gecompenseerd;

  3. de resultaten van het onderzoek die door het verzuim zijn verkregen, niet mogen bijdragen aan het bewijs van het ten laste gelegde feit;

  4. de verdachte uitgesloten is van rechtsvervolging;

  5. De in lid 4 toegepaste sanctie kan enkel worden gebruikt indien door het verzuim geen sprake kan zijn van een behandeling van de zaak die aan de beginselen van een behoorlijke procesorde voldoet.

  6. Bij de toepassing van de sancties in lid 2, 3 en 4 dient rekening gehouden te worden met het Schutznorm-beginsel.

  7. Met onherstelbaar vormverzuim wordt onder andere bedoeld:

    1. een vooringenomen, sturende, druk uitoefenende manier van verhoren;

    2. wanneer ontlastende informatie wordt verzwegen, en/of bewijsmateriaal wordt vernietigd;

    3. het tappen van een met geheimhoudingsplicht bezwaarde professional, zoals arts, notaris, geestelijke, apotheker, advocaat;

    4. het voeren van een meinedig proces-verbaal zijnde tegenstrijdigheid met andere processen-verbaal, camerabeelden, geluidsopnamen;

    5. inbreuk op het recht van een verdachte op aanwezigheid van een advocaat tijdens een huiszoeking (en andere rechten van een verdachte), ook wel een verdedigingsrecht genoemd, bestaat er voor de (hulp-)Officier van justitie en de rechter een mogelijkheid om de inbreuk te herstellen.

Artikel VII-3 Strafvermindering

  1. Wanneer besloten wordt tot een strafvermindering kan als leidraad gebruikt worden:

    1. vermindering van maximaal de helft bij een onvoorwaardelijke tijdelijke vrijheidsstraf, taakstraf of geldboete, of

    2. de omzetting van maximaal de helft van het onvoorwaardelijke gedeelte van een vrijheidsstraf, taakstraf of van een geldboete in een voorwaardelijk gedeelte, of

    3. de vervanging van maximaal een derde gedeelte van een vrijheidsstraf door taakstraf of een onvoorwaardelijke geldboete.

  2. Strafverminderingsgronden worden bepaald in overleg tussen overheid en verdachte met bijstand van advocaat. Hierin meegenomen worden:

    1. eventuele eerdere vergrijpen (en/of het gebrek daaraan);

    2. goed gedrag en meewerking van de verdachte tijdens en na zijn of haar aanhouding;

    3. verzachtende omstandigheden;

    4. overmacht als gevolg van Stadsproblemen ("storm");

    5. proportionaliteit;

    6. aandeel van de verdachte in het geheel, indien er sprake is van een grootschalige overtreding met meerdere partijen.


Last updated